Wat willen kinderen?
Kinderen hebben vertrouwde en veilige relaties nodig. In de eerste plaats van hun ouders en familie. In de kinderopvang en op school van hun opvoeders en de andere kinderen. Vanuit die veilige relaties kunnen ze zich ontwikkelen.
- Kinderen willen nabijheid van een vertrouwde opvoeder.
Iemand die goed voor je zorgt, er op let dat je geen gevaarlijke dingen doet en grenzen stelt, naar wie je toe kunt gaan als je een knuffel wilt, naar wie je kunt vraagkijken om te weten of het goed is, die kijkt als je iets wilt delen, die naar je toe komt als je haar nodig hebt, die de wereld overzichtelijk maakt en je helpt die wereld te snappen. Door nabijheid en contact met zo’n vertrouwde opvoeder voelen kinderen zich veilig.
- Kinderen willen spelen, alleen en met andere kinderen.
Ze voelen, proeven, ruiken en doen uit pure nieuwsgierigheid. Ze kruipen op het gras of om kijken hoe hoog je op de schommel durft. In doen-alsof-spel spelen hun ervaringen. Ze maken grapjes met geluiden en woorden, en zingen en dansen. Ze experimenteren met materialen en uiten zich creatief. Zo leren ze de fysieke en sociale omgeving kennen. En ze leren zichzelf kennen. Spelend leren ze vrij en met plezier. Kinderen spelen met hun opvoeders en naar mate ze ouder worden steeds meer het andere kinderen. Met andere kinderen is het verschil in macht en mogelijkheden veel kleiner dan in de relatie met opvoeders. Kinderen spelen graag met elkaar, doen elkaar na en helpen elkaar. Als vanaf één jaar maken sommige kinderen al vrienden op het dagverblijf, dat wil zeggen kinderen met wie ze heel graag en bij voorkeur spelen.
- Kinderen willen groot worden.
Ze willen ‘zelf doen’. Ze willen leren om zelf te eten, zichzelf te aan te kleden en verzorgen. Ze willen hetzelfde kunnen als de grotere kinderen en opvoeders waarvan ze houden of die ze bewonderen. Ze willen bijdragen aan het gezin en de groep. Helpen met afwassen, in de tuin, de baby verzorgen. Ze willen luisteren naar mooie verhalen en van hun opvoeders horen hoe dingen moeten en in elkaar zitten. Ze willen zelf snappen en begrijpen. En ze willen opvoeders die hen daarbij helpen. In contact met oudere kinderen en volwassenen ontdekken ze kennis en vaardigheden die ze zelf ook willen. Ze ontdekken hun ambities en talenten.
Wat doen hun opvoeders?
De sociale structuur en structurering in ruimte en tijd zijn belangrijk.
Structurering vraagt bij het opvoeden in een groep extra aandacht. Zonder structuur kunnen kinderen zich verloren en onveilig voelen of zich vervelen. De sociale structuur betreft de verdeling van de kinderen in (kleine) groepen. Hierbij houden opvoeders rekening met wie de kinderen graag spelen, met de stabiliteit van de groepssamenstelling en met de verdeling van oudere en jongere kinderen over de groepen. De tijdsstructuur heeft betrekking op het dag- en weekritme. Vertrouwde patronen, ritmes en rituelen bieden houvast. De structurering van de ruimte is te zien in de inrichting van binnen- en buitenruimte. Die is overzichtelijk en uitdagend, en komt tegemoet aan diverse speel- en leerbehoeftes van kinderen. De structurering wordt soepel gehanteerd en kinderen krijgen ruimte voor eigen inbreng. Binnen deze veilige structuren komen de opvoeders tegemoet aan wat kinderen willen en nodig hebben:
- Nabij zijn.
Opvoeders zorgen ervoor dat de kinderen nabijheid kunnen zoeken en vinden naar behoefte. Bij binnenkomst zitten ze op een plek waar de kinderen bij hen kunnen zitten en spelen. De opvoeders werken in kleine groepjes. Tijdens het spelen zitten ze in een activiteitenhoek, zodat de kinderen bij haar kunnen spelen of verder weg. Als de opvoeder weg moet, zegt ze dat tegen de kinderen. Die weten dan waar ze naar toe is en of ze terug komt. Het kind kan met een nabije opvoeder gemakkelijk oogcontact maken en ervaringen delen. De opvoeder kan dan sensitief reageren op het kind. Als het kind zelfstandiger wordt en meer zelfvertrouwen krijgt, durft het afstand te nemen en verder de wereld te verkennen.
Cyclus van nabijheid zoeken en de wereld verkennen:
- Speelruimte geven en meespelen.
Opvoeders richten de ruimte in met aantrekkelijke plaatsen om te spelen. De ruimte blijft uitdagend door het aanbod aan speelmateriaal regelmatig te verfrissen. De opvoeders structuren de ruimte en de kindergroep zo dat de kinderen elkaar niet storen en vriendjes vinden om mee samen te spelen.Ze geven kinderen de gelegenheid om al hun zintuigen te gebruiken, te bewegen en te experimenteren. Opvoeders zitten rustig bij de kinderen en kijken of hoe ze spelen. Als de betrokkenheid bij het spel afneemt, bieden ze ander materiaal aan of verrijken het spel door mee te spelen.
- Kinderen helpen groot te worden.
Opvoeders helpen kinderen om groot en zelfstandig te worden. Ze bieden structuur, doen voor, geven aanwijzingen, stellen grenzen en geven het goede voorbeeld. Opvoeders nodigen kinderen uit om te helpen bij de maaltijd, opruimen, troosten van een ander kind, feest maken of het inrichten van de ruimte. Ze helpen kinderen met ‘zelf doen’ door precies dat stukje hulp te geven dat nodig is. Ze geven uitleg, verwoorden wat ze zien en vertellen verhalen. Ze helpen de kinderen om het dagritme te begrijpen voor rituelen en pictogrammen. Opvoeders stellen duidelijke grenzen als het echt nodig is en zijn speels en ruimte gevend als het kan. Door speels leiding geven wordt het verschil in macht tussen de opvoeder en de kinderen verzacht en overbrugd. De kinderen krijgen ruimte om op hun eigen wijze mee te doen en in te voegen.
- Schakelen.
Pedagogisch medewerkers kijken naar de kinderen om te weten wat de kinderen van hen vragen. Daarom moeten ze vaak schakelen. Bijvoorbeeld bij vrij spelen: de kinderen spelen rustig in nabijheid van de pedagogisch medewerker; dan worden ze onrustig en de pedagogisch medewerker schakelt over naar speels leiding geven en stelt een nieuwe activiteit voor.
Groter wordende cycli van nabijheid en afstand nemen:
Wat doen de stafpedagogen en leidinggevenden?
Stafpedagogen en leidinggevenden hebben een sleutelrol in een lerende organisatie. Opvoeden in een groep doen pedagogisch medewerkers en leerkrachten samen met collega’s. Ze werken als team. Het pedagogisch beleid van de organisatie wordt samen vorm gegeven. De stafpedagogen en pedagogisch leidinggevenden zijn er voor de opvoeders die die direct met de kinderen en ouders werken.
Als de kerntaak van een organisatie het ontwikkelen van kinderen is, dan kun je alleen maar succesvol zijn als mensen in de organisatie zichzelf ook continu ontwikkelen. Voor deze ontwikkeling van medewerkers geldt hetzelfde als voor de kinderen: inspireren, aandacht en vertrouwen krijgen als basis van de eigen ontwikkeling. Hierin heeft de stafpedagoog binnen de organisatie een belangrijke rol.
Om de rol van inspirator goed in te vullen, heeft de stafpedagoog veel speelruimte en draagvlak vanuit de hele organisatie nodig om samen met medewerkers aan de slag te gaan. Zowel organisatorisch als financieel.
Wat je de kinderen biedt, geldt binnen de organisatie ook voor de medewerkers. Ze moeten letterlijk ‘ervaren’ wat het betekent om pedagogisch inspirator te zijn en de pedagogisch adviseur heeft een belangrijke rol in dit proces.
- Nabij zijn
Stafpedagogen en leidinggevenden zijn beschikbaar voor de pedagogisch medewerkers. Ze komen regelmatig op de groep, zodat ze de kinderen en de ouders kennen. Ze weten waar de pedagogisch medewerkers voor staan. Die kunnen hen gemakkelijk aanschieten bij vragen. Ze delen ervaringen en delen het plezier in de kinderen.
- Uitproberen en speelruimte geven
De stafpedagogen en leidinggevenden geven pedagogisch medewerkers ruimte om binnen hun groep het pedagogisch beleid van de organisatie te realiseren. Ze moedigen het uitproberen van een aanpak aan. De werkwijze van stafpedagogen en leidinggevenden is bemoedigend, speels en duidelijk: probeer, kijk, leer, heb plezier in de kinderen en elkaar, laat je inspireren.
Als richtlijn kan gelden: ga met de ander om zoals je zelf behandeld wilt worden. Stafpedagogen en leidinggevenden gaan met pedagogisch medewerkers om zoals ze willen dat deze omgaan met kinderen en ouders.
Als pedagogisch medewerkers een actieve rol spelen bij praktijkonderzoek van hun eigen werksituatie, krijgen ze meer grip op wat er gebeurt in de groep en op hun eigen leerproces. Pedagogische veranderingen komen voort uit hen zelf voort en worden daardoor onderdeel van het eigen denken en handelen.
- Inspireren en leiding geven
De stafpedagogen en leidinggevenden zorgen voor begeleiding op de werkvloer en teambijeenkomsten. Ze houden het gedeelde pedagogisch beleid levend. Ze helpen bij het vormen van ideeën en hypothesen als veranderingen in de aanpak nodig zijn. Daarbij stimuleren ze het uitwisselen van ervaringen en ideeën en het gezamenlijk reflecteren van de medewerkers.
Ze zorgen voor input vanuit diverse bronnen: theorie en praktijk, literatuur en ervaringen van anderen.
Ze kijken ook vanuit hun eigen rol hoe de organisatie de pedagogische doelen na kan streven. Bijvoorbeeld: hoe is de verdeling van de kinderen over de groepen? Kan dat een oorzaak zijn van onrust in de groep? Hoe kunnen we op deze locatie zorgen voor meer stimulerende activiteitenhoeken? Hoe kunnen we samen met de pedagogisch medewerkers inhoud geven aan de samenwerking met de ouders?